2014 artikel judith van beukering (ned.)

De sculpturen van Coen Vernooij

een beschrijving van zijn werk, diens bronnen en verhouding tot dualiteit

 beschrijving

Coen Vernooij maakt twee soorten sculpturen: wandsculpturen en staande sculpturen.

Wat deze gemeen hebben is dat het open constructies zijn, gemaakt van dunne metalen staven. De wandsculpturen zijn bewerkt met ijzerglimmerverf, de staande sculpturen zijn wit gepoedercoat.

De wandsculpturen zijn in de lengte en breedte nooit veel groter dan veertig centimeter en komen ongeveer tien centimeter van de muur. De kijker verhoudt zich tot deze beelden als tot een poppenkast; je wordt als het ware in een kleine wereld getrokken die uitdijt in je hoofd.
De staande sculpturen zijn meer dan menshoog. Tot deze beelden verhoudt de kijker zich met het hele lichaam; het erom heen lopen en het veranderende perspectief is essentieel voor deze werken. Binnen de staande beelden zijn er die extreem veranderen in aanzicht en anderen die dat minder doen. 

Vernooij’s beelden zijn lijnsculpturen ofwel driedimensionale tekeningen van metaalstaven in de ruimte. Deze lijnen bakenen een ruimte af, “een specifiek invulbare plek”, zoals Vernooij dat noemt. Als het beeld wordt verplaatst, neemt het beeld een andere ruimte in haar contouren op.

De kunstwerken van Coen Vernooij lijken niets om het lijf te hebben – ze zijn fragiel en kwetsbaar. Tegelijkertijd zijn het heel krachtige beelden doordat zij tot essentie zijn teruggebracht. De sculpturen zien er uit als heldere, lineaire constructies. Dit komt mede door de witte kleur – van de staande sculpturen – die de suggestie geeft van ‘schoon, simpel en abstract’. Deze helderheid is slechts één pool van het werk. Het is ook complex en roept veel vragen tijdens het kijken. Gaat het om binnen of buiten? Wordt er een schaduw getekend of een ruimte begrensd?

 bronnen

In zijn verhouding tot zijn kunst noemt Coen Vernooij zich zowel een ‘romanticus’ als een ‘ boeddhist’. Uitspraken die in eerste instantie haaks op elkaar lijken te staan, want in het leven van een romanticus staat het verlangen (naar ver weg) centraal en een boeddhist probeert juist van al het verlangen los te komen. Toch typeren deze uitspraken Coen Vernooij en zijn werk.

Soms worden mensen op het verkeerde been gezet als ze de sculpturen van Vernooij zien. Deze lijken namelijk op abstracte, constructivistische werken. Vernooij werkt echter nooit volgens een strenge, rationele methode zoals die door formalistisch werkende kunstenaars wordt toegepast. Soms wordt hij door een eerder kunstwerk op het idee gebracht voor een volgend kunstwerk, maar doorgaans is de aanleiding een ervaring in zijn leven.

Randen van werkelijkheid en illusie: geluidsfragmenten, geurflarden, afgebroken gesprekken, lichte aanrakingen”. Deze ervaringen “dragen de vraag in zich om afgemaakt te worden”, aldus Vernooij. Hier spreekt inderdaad een romanticus, of eerder een dichter die momenten in het dagelijks leven op een verhevigde manier ervaart en oog heeft voor zaken die door de meeste mensen onopgemerkt blijven. Voor dit soort evaringen wil Coen Vernooij een beeldend equivalent vinden.

In de vertaling van ervaringen naar een kunstwerk toont Vernooij zich een boeddhist. Hij bedrijft de kunst van het weglaten. Zijn sculpturen hebben nauwelijks body, dat wil zeggen: het zijn heel fragiele, lichte en open werken.

De vertaling van ervaring naar beeld zou je ook om het volgende boeddhistisch kunnen noemen. Coen Vernooij vindt inspiratie in de I Tjing oftewel het Boek der Veranderingen. Dit is een orakelboek afkomstig uit de taoïstische traditie. Wat Vernooij hierin aanspreekt, is de wijze hoe verschillende tekens en betekenissen bij elkaar worden gebracht. De orakeltekens zijn opgebouwd op een zelfde manier als de Chinese karakters, namelijk uit twee. In het werk van Vernooij is er sprake van dualiteit die verwant is aan het principe van I Tjing.

De I Tjing is gebaseerd op het idee dat niets ooit hetzelfde blijft, en dat het een elementaire kosmische wet is dat dingen steeds in beweging zijn, steeds onderweg van de ene pool naar de tegenovergestelde pool. Vernooij probeert het eeuwig veranderende te vangen. Hij verwoordt het zelf als: “beelden die zijn stilgezet maar die de spanning in zich hebben om plotseling te gaan smelten verwaaien, geuren, breken.” Zijn beelden lijken zich precies op het omslagpunt tussen twee polen in te bevinden.

verhouding tot dualiteit essentieel

Vernooij’s beelden vragen om een actieve houding van de beschouwer, om zijn werk te bevragen, om mee gaan in de beweging of de op handen zijnde gebeurtenis die wordt gesuggereerd. En om het beeld in zijn of haar hoofd af te maken.

Door de mate van abstractie zijn de kunstwerken zeker niet snel te bevatten. Het helpt als de beschouwer weet dat Vernooij’s sculpturen gaan over het ‘verhouden met dualiteit’. Dit begint al met de tweeslachtige bron van zijn kunstwerken. De romantische perceptie van het dagelijks leven, die het verlangen tot kunst maken bij Vernooij aanwakkert. En de boeddhistische vertaling ervan, die gaat over de kunst van het weglaten en het willen vangen van het eeuwig veranderende. In zijn beelden, het resultaat van het maken, is er van alles als tweevoudig – twee dingen die samengaan – of tweeslachtig – twee tegenovergestelde zaken –  aan te duiden. Te ontdekken wat deze ‘tweeheid’ is in de afzonderlijke kunstwerken, vormt de leidraad voor de ontdekkingstocht naar de beelden van Coen Vernooij.